1. Erfelijkheid
Meer informatie hierover kan worden verkregen door het maken van röntgenfoto's van de heupgewrichten.
Het Beoordelingspanel
Eén van de taken van het HD-panel van de Raad van Beheer, Gezondheid, Gedrag en Welzijn (GGW), is de beoordeling van röntgenfoto's van de heupgewrichten van honden.
De röntgenfoto's, de zogenaamde HD-foto's kunnen in principe door iedere praktiserende dierenarts die een overeenkomst met GGW, heeft gesloten worden gemaakt.
Voor de gegevens van een dierenarts bij u in de buurt kunt u bellen met de Raad van Beheer, afdeling GGW, telefoon 0900-7274663.
Conform de regels van de F.C.I. dient de hond voor het laten maken van HD-röntgenfoto's minimaal 12 maanden oud te zijn.
Voor enkele grote rassen, die pas later volgroeid zijn, geldt een verplichte minimumleeftijd van 18 maanden. De minimum leeftijd van
18 maanden geldt voor de rassen:
* Berghond van de Maremmen
* Bordeaux Dog
* Bullmastiff
* Duitse Dog
* Landseer E.C.T.
* Leonberger
* Mastiff
* Mastino Napolitano
* Newfoundlander
* Pyrenese Berghond
* Sint Bernhard
HD-foto's worden gezamenlijk beoordeeld door een in samenstelling wisselend panel van drie deskundige beoordelaars.
Een zo objectief mogelijke beoordeling van de foto's die voor de HD-bestrijding onontbeerlijk is, wordt daarmee zo goed mogelijk gewaarborgd.
De beoordeling van HD-foto's heeft ten doel informatie te verschaffen aan fokkers en rasverenigingen die gegevens over heupdysplasie in hun selectieprogramma willen gebruiken.
Röntgenfoto's die bij GGW binnenkomen worden, nadat de beoordelingskosten door GGW zijn ontvangen, in de daaropvolgende week, beoordeeld. De uitslag wordt daarna zo spoedig mogelijk verzonden, tenzij de foto niet aan de technische eisen voldoen.
HD-foto
Voor een goede beoordeling van de heupgewrichten is een röntgenfoto van de hond in rugligging nodig, waarbij de hond exact recht moet liggen.
Ter wille van de betrouwbaarheid van de beoordeling worden er hoge eisen gesteld aan de kwaliteit en de documentatie (identificatie) van deze röntgenfoto.
Wanneer niet aan deze eisen is voldaan, krijgt de dierenarts die de röntgenfoto heeft gemaakt, daarvan bericht met een aantekening over hetgeen eraan mankeert en met een verzoek om een nieuwe opname te maken.
Een dergelijk verzoek wordt direct na de beoordeling van de röntgenfoto verzonden en is dus uiterlijk twee weken na ontvangst van de foto bij de dierenarts.
Deze moet dan contact opnemen met de eigenaar van de hond om een afspraak te maken voor het maken van een nieuwe HD-foto. Het beoordelen van deze nieuwe foto wordt niet opnieuw in rekening gebracht.
Rapport-Heupdysplasie-Onderzoek
Op het Rapport-Heupdysplasie-Onderzoek treft u de definitieve beoordeling aan, de F.C.I.-beoordeling, en een aantal gegevens die een verklaring geven voor de definitieve beoordeling.
HD A
De aanduiding HD A betekent dat de hond röntgenologisch vrij is van heupdysplasie, wat echter niet betekent dat de hond geen "drager" van de afwijking kan zijn.
HD B
HD B (= overgangsvorm) betekent dat op de röntgenfoto's geringe veranderingen zijn gevonden, die weliswaar toegeschreven moeten worden aan heupdysplasie, maar waaraan in het kader van de fokkerij geen direkte betekenis kan worden toegekend.
HD C
De aanduiding HD C (= licht positief)
HD E
Wanneer de heupgewrichten ernstig misvormd zijn wordt dit aangegeven met HD E (= positief in optima forma).
F.C.I.-beoordeling
De F.C.I.-beoordeling is een weergave van de HD-beoordeling naar een internationaal geldende code, waardoor het mogelijk wordt de HD-uitslagen uit bij de F.C.I. aangesloten landen te vergelijken.
De beoordeling van onderdelen
Bij de beoordeling van HD-foto wordt gelet op de vorm van de heupkommen en de heupkoppen, de diepte van de heupkommen, de aansluiting van de heupkoppen in de heupkommen, en de aanwezigheid van botwoekeringen langs de randen van de heupgewrichten.
Informatie over de diepte van de heupkommen en de aansluiting van de koppen in de kommen wordt onder andere verkregen uit de zogenaamde "Norbergwaarde".
De Norbergwaarden van linker en rechter heupgewricht worden bij elkaar opgeteld en geven samen de op het rapport de vermelding "som Norbergwaarden".
Bij een normaal heupgewricht is de Norbergwaarde minstens 15, de som van de Norbergwaarden van beide heupen derhalve minstens 30.
Honden met een te lage Norbergwaarde hebben dus ondiepe heupkommen en/of een slechte aansluiting van de gewrichtsdelen.
Deze honden zullen dus een minder gunstige HD-beoordeling krijgen.
Een normale of zelfs hoge Norbergwaarde betekent echter niet zonder meer dat de betreffende hond goede heupgewrichten heeft.
Een combinatie van diepe heupkommen en incongruentie van de gewrichtsspleet (een niet overal even brede gewrichtsspleet) of onvoldoende aansluiting van de gewrichtsdelen kan, zelfs bij een hoge Norbergwaarde, leiden tot een (licht)-HD-positief beoordeling.
Op het formulier wordt dit duidelijk gemaakt door het aankruisen van "onvoldoende" of "slechte" aansluiting.
Ook wordt informatie over de diepte van de heupkommen verkregen door te beoordelen hoe het centrum van de heupkop ligt t.o.v. de bovenrand van de heupkom.
Naast de Norbergwaarde, de diepte van de heupkommen en de aansluiting van de gewrichtsdelen, wordt de uitslag ook beïnvloed door de aanwezigheid van "bot-afwijkingen".
Er is een rechtstreekse koppeling tussen de ernst van de bot-afwijkingen en de uitslag:
Zeer lichte bot-afwijkingen (1) leiden tot de beoordeling HD B,
Lichte (2) bot-afwijkingen leiden tot de beoordeling HD C,
Ernstige (3) bot-afwijkingen leiden tot de beoordeling HD D.
De aanduiding "vormveranderingen" betreft meestal een meer of minder duidelijke afvlakking van de voorste rand van de heupkom.
De aanwezigheid hiervan wordt wel vermeld, maar heeft indien dit de enige bemerking is over het gewricht, in het algemeen geen doorslaggevende betekenis voor de einduitslag.
De Norbergwaarde
Van beide heupkoppen (1) wordt het middelpunt bepaald en deze middelpunten worden verbonden door een lijn.
In beide heupgewrichten wordt vanuit dit middelpunt een lijn langs de voorste rand van de heupkom (2) getrokken.
De hoek (3) die beide lijnen in het middelpunt van de heupkop met elkaar maken, minus 90, geeft de Norbergwaarde van het betreffende heupgewricht.
De Norbergwaarden van linker en rechter gewricht bij elkaar opgeteld geeft de "som Norbergwaarden", die op het rapport vermeld is.
HD-beoordeling
Alle gegevens samen bepalen de definitieve beoordeling, waarbij het ongunstigste onderdeel uiteindelijk de doorslag geeft.
Een bepaalde HD-beoordeling kan bepaald zijn door uitsluitend de diepte van de heupkommen, door de aansluiting van de gewrichtsdelen, de aanwezigheid van botwoekeringen, of door een combinatie van twee of alle drie onderdelen, en dit is weer te herleiden uit de verschillende gegevens zoals die op het certificaat zijn vermeld.
Het herhalen van HD-onderzoek
Iedere eigenaar kan na verloop van minimaal 1 jaar opnieuw een HD-onderzoek laten verrichten.
De uitslag, die daarbij tot stand komt, zal de eerder gegeven uitslag vanaf dat moment gaan vervangen.
Herhaling van onderzoek heeft in het algemeen slechts zin bij honden, welke op een leeftijd van 1 à 1,5 jaar werden onderzocht, en waarbij een lichtpositieve uitslag op grond van een slechte aansluiting, met al dan niet een bijbehorende lage Norbergwaarde tot stand kwam, terwijl er geen botafwijkingen werden vastgesteld.
Uw hond en HD
Eigenaren van honden waarvan een officiële HD-foto is gemaakt vragen de dierenarts die de foto gemaakt heeft nogal eens naar zijn of haar mening over de toestand van de heupgewrichten.
Wanneer de eerste indruk van de dierenarts milder is dan de uiteindelijke definitieve uitslag, kan dit aanleiding zijn tot teleurstelling bij de eigenaar van de hond.
GGW adviseert dierenartsen daarom geen uitspraken te doen over de toestand van de heupgewrichten.
Van honden die niet vrij blijken te zijn van heupdysplasie, maar die hiervan geen uiterlijke verschijnselen tonen, kan op grond van deze foto niet voorspeld worden of ze vroeger of later problemen kunnen krijgen.
Ook wanneer vrij duidelijke misvormingen worden gevonden betekent dat niet dat de hond er beslist last van moet krijgen.
Het is dan wel verstandig erop toe te zien dat de hond niet te zwaar wordt en dat ook anderszins overmatige belasting van de heupgewrichten wordt vermeden.
Dit is vanzelfsprekend wel afhankelijk van de eisen die aan de hond gesteld worden als huishond of als werkhond.
In geval van twijfel kunt u dit met uw dierenarts bespreken.
De juiste ontwikkeling, oftewel: het goede milieu
Hoeveel mag een pup dan lopen als we willen voorkomen dat het fout gaat met die heupen? Of geven ze het zelf wel aan?
Nou, nee, dat doen ze dus niet.
Een pup vindt alles nog zo spannend dat ze doorgaan tot ze neervallen en dan bent u dus te ver gegaan. Die totale uitputting moet je voor zijn.
De meest simpele methode is het aantal maanden vermenigvuldigen met vijf minuten.
Oftewel: een pup van twee maanden mag tien minuutjes per keer lopen, een pup van vier maanden mag er twintig.
Daarna is hij echt toe aan rust. Uiteraard mag uw hondje wel meerdere malen per dag lopen, maar let goed op dat het niet te veel is.
Voor u het weet is de hond een jaar en mag u lekker een uur lopen. Het is zover voor u het weet!
Spelen kan geen kwaad?
Was het maar waar! Pups doen allerlei dingen die helemaal niet goed voor ze zijn. U bent degene die moet zorgen dat ze niet over hun grenzen gaan.
Zorg dus dat de pup niet voortdurend in spagaat over het parket gaat, dat hij niet in de gladde gang uit de bocht vliegt en dat hij niet voortdurend wild met balletjes speelt. De korte stukjes, het acute remmen en het opspringen zijn allemaal niet erg goed voor uw opgroeiende hond.
En beschadigingen zijn snel opgelopen, maar vaak levenslang aanwezig.
Traplopen
Traplopen is niet goed voor een hond.Niet voor een jonge hond en niet voor een volwassen hond.De reden hiervoor is simpel: honden doen zulke dingen niet rustig.
Als u uw hond wilt leren traplopen mag dat best, maar leer hem dan vooral dat het rustig dient te gebeuren. Trap op valt nog wel mee, maar trap af is erg slecht voor de rug, de heupen, de ellebogen, de schoudergordel, kortom: voor de hele hond.
Realiseert u zich dat de schouder van de hond anders gebouwd is dan de onze: de voorpoten en de schouders zijn alleen opgehangen in spieren.
En spieren hebben snel een blessure, vooral als er onnatuurlijke bewegingen mee worden gemaakt.
Traplopen mag dus best, maar beperk het zoveel mogelijk. En leer de hond voor alles rustig te lopen, met name naar beneden!
Fietsen
Fietsen met de hond is prima voor uw conditie en voor die van de hond.
Maar er zijn wel enkele voorwaarden aan verbonden.
Zo kunt u niet met een pupje beginnen te fietsen: het aanleren kunt u beginnen als de hond ongeveer 12 maanden oud is.
Dan dient u eerst heel rustig te beginnen met de hond te leren naast de fiets te lopen, aan de rechterkant. Een springer, een speciale bevestigingsveer voor aan de riem, is hiervoor heel geschikt. U begint dan eens rustig met een stukje te lopen terwijl uw hond naast de fiets meeloopt. Als dat allemaal goed gaat kan het rustig worden opgebouwd.
Als de hond dan aan de fiets gewend is, is het heel belangrijk dat u de hond laat draven. Niet in galop dus, maar rustig draven. Dat is de regelmatige beweging die gezond is voor de ontwikkeling van de boten en spieren en die tegelijk niet belastend is.
Rassen waarbij ED regelmatig wordt gediagnosticeerd:
Labrador Retriever
Golden Retriever
Berner Sennenhond
Duitse Herder
Rottweiler
Chow Chow
Keeshond
Mastiff
Newfoundlander
Bassets en andere kortbenige rassen
Wat is de behandeling van ED?
Dit hangt er sterk van af welke vorm of vormen ED de hond heeft, maar algemeen geldt dat afgebroken bot (LPC, LPA) of kraakbeen (OCD) verwijderd moet worden. Losse stukjes in een gewricht hinderen bij het lopen. Tevens irriteren deze stukjes het gewricht, waardoor er zich steeds meer artrose in het betreffende gewricht ontwikkelt.
Incongruentie is soms te behandelen door een ingreep uit te voeren waardoor beide botten even lang worden.
Wat is het gevolg van ED als de hond niet wordt behandeld?
Als het losse stukje bot of kraakbeen in het gewricht achterblijft, zal dit ten eerste de hond in de weg kunnen zitten ("steentje in de schoen"). Ten tweede zal het gewricht blijvend worden geïrriteerd, zodat de artrose zich blijft ontwikkelen.
- Op verzoek van een eigenaar omdat deze vermoedt dat zijn of haar dier last heeft van de ellebogen en waarbij de dierenarts inderdaad heeft vastgesteld dat dit waarschijnlijk is
- Op verzoek van de fokker of rasvereniging. Bij bepaalde rassen is er een erfelijke aanleg voor de ontwikkeling van elleboogdysplasie, bij deze rassen is het verstandig om voor het fokken de ouderdieren te screenen op deze afwijking
Wat houdt het onderzoek in?:
De identiteit van de hond wordt vastgesteld aan de hand van het chipnummer.
Omdat het maken van de elleboogfoto's voor de hond wat vervelend kan zijn zal deze een klein roesje krijgen. Na ongeveer 10 minuten kunnen de foto's worden gemaakt. Het gaat hierbij om een serie foto's die voorachterwaarts genomen wordt en daarnaast ook zijdelings. Dit gebeurt bij beide ellebogen. Hierna worden de foto's direct ontwikkeld en eventueel overgemaakt indien de elleboog er niet helemaal optimaal opstaat. Als laatste worden de benodigde formulieren ondertekend en opgestuurd naar de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied te Amsterdam voor de officiële beoordeling.
Tegenwoordig is het mogelijk om de foto's teruggestuurd te krijgen na de beoordeling. Wilt u van deze regeling gebruik maken, meldt u dat dan bij het maken van de foto's.
Verplicht?
Bij een aantal rassen is het verplicht om de dieren te onderzoeken op elleboogdysplasie voordat er mee gefokt mag worden.
Minimale leeftijd:
Behalve voor de Golden en Labrador Retriever, die minimaal 12 maanden oud moeten zijn geldt voor alle rassen geldt dat ze ouder dan 18 maanden moeten zijn voordat het officiële elleboogdysplasieonderzoek uitgevoerd mag worden.
Officiële erkenning:
Het elleboogdysplasie onderzoek met door een dierenarts die wordt door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied te Amsterdam officieel erkend. De resultaten van de beoordeling door de Raad van Beheer worden vastgelegd in een officieel onderzoeksrapport "Elleboogdysplasie".
De kruisbanden zijn 2 gewrichtsbanden die zich binnenin de knie bevinden. Ze lopen gekruist ten opzichte van elkaar en worden daarom kruisbanden genoemd. Ze hebben als doel om het bovenbeen (femur) en het scheenbeen (tibia) stabiel bij elkaar te houden. In het overgrote deel van de gevallen is het de voorste kruisband die voor problemen zorgt.
© Hill's atlas of Veterinary Clinical Anatomy
Een (gedeeltelijke) scheur (oftewel ruptuur) van de voorste kruisband is één van de meest voorkomende orthopedische problemen bij de hond. Grofweg zijn de patiënten op te delen in 2 groepen:
Meest voorkomende traumatische oorzaken van het scheuren van kruisbanden
De grootste kans om een kruisband te scheuren is een combinatie van overstrekken en draaien van de knie. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer het dier in een gat stapt, uitglijdt, of met spelen een ongelukkige beweging maakt.
Rassen die het meest onderhevig zijn aan kruisbandproblemen
Vrouwelijke dieren zijn iets gevoeliger dan mannelijke dieren.
Eventuele anatomische oorzaken van een kruisbandscheur
- Grotere honden hebben meestal weinig baat bij een medicamenteuze therapie en vereisen vaak een directe chirurgische benadering.
Over de jaren heen zijn er verschillende technieken geopperd en tot op heden is men er nog niet uit wat de beste resultaten op lange termijn zal geven. De meest recente ingrepen baseren zich op het herverdelen van de krachten binnenin het kniegewricht, waardoor de voorste kruisband niet meer nodig is.
Voorbeelden hiervan zijn de TPLO, de TTA en de TTA-Rapid
De eerste stap is het maken van een goede zijdelingse röntgenfoto waarop door middel van het intekenen van lijnen en hoeken de maat van het implantaat bepaald wordt.
Maak jouw eigen website met JouwWeb